Wie er ooit mee te maken heeft gehad, kent de frustratie. Eindelijk heb je de benodigde omgevingsvergunning voor je droomhuis in handen, wordt er bezwaar ingediend. Het mogen indienen van bezwaar en beroep is een groot goed, maar er wordt soms ook onnodig gebruik van gemaakt van de bezwaar- en beroepsprocedures.
In een opmerkelijke uitspraak in kortgeding van de rechtbank Noord-Holland heeft de burgerlijke rechter een natuurstichting gedwongen haar beroep bij de bestuursrechter in te trekken.
De achtergrond
De kranten staan er vol mee. Het verkrijgen van een onherroepelijke omgevingsvergunning in Nederland zou te lang duren en een van de oorzaken zijn van het woningtekort. Voor een deel wordt dit veroorzaakt doordat derde-belanghebbenden pas in een vrij laat stadium de mogelijkheid krijgen hun ideeën en eventuele bezwaren kenbaar te maken tegen een voorgenomen bouwplan. Vervolgens kunnen bezwaar- en beroepsprocedures lang duren. Eerst buigt de gemeente zich (opnieuw) over de verleende vergunning, vervolgens is er beroep bij de bestuursrechter mogelijk en daarna nog hoger beroep bij de Raad van State. Met een beetje pech moet de gemeente haar huiswerk over doen en begint de procedure deels opnieuw en met heel veel pech kan de vergunning zelfs worden ingetrokken. Ondertussen mag de vergunninghouder weliswaar starten met de bouw, maar hij doet dit voor eigen risico. Dat is de reden waarom onder meer banken een onherroepelijke vergunning eisen als voorwaarde bij een te verstrekken hypothecaire financiering. Het is om meerdere redenen belangrijk dat derde-belanghebbenden inspraak hebben, maar het kan ook tot misbruik leiden. Daartegen is weinig te doen, tot nog toe.
Burgerlijke rechter versus bestuursrechter
Aan een projectontwikkelaar wordt in oktober 2021 een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 162 woningen en appartementen. Dit bouwplan vormt een onderdeel van een grootschalig nieuwbouwproject in de Bloemendalerpolder waarvan al eerder zo’n 600 woningen zonder al te veel problemen zijn gerealiseerd. Ook voor deze 162 woningen is het bestemmingsplan al onherroepelijk en de percelen zijn al opgehoogd en bouwrijp. Dit neemt niet weg dat de Stichting Flora en Faunabescherming (hierna: de Stichting), tegen deze specifieke omgevingsvergunning in bezwaar en beroep gaat. Zij vindt onder meer dat de ontwikkelaar onvoldoende oog heeft voor de wijze waarop de natuur en natuurwaarden beschermd zouden moeten worden op grond van het exploitatieplan.
Zeker ook gelet op de tijdsperiode waarin dit speelt, is de ellende niet te overzien. Doordat de bouw van de woningen niet kan starten, krijgt de ontwikkelaar te maken met oplopende (bouw)kosten en ontstaat voor individuele kopers veel financiële onzekerheid. Zo dreigt een groot deel van de hypotheekoffertes van de kopers in het voorjaar van 2022 te verlopen, terwijl de rentes ondertussen fors zijn opgelopen en sommigen zelfs hun huis al hebben verkocht. Gelet op de aanzienlijke belangen hebben de ontwikkelaar en kopers de Stichting verzocht om met hen in gesprek te gaan om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Hier wilde de Stichting echter niets van weten.
Aangezien men niet enkele maanden wilde wachten op de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, zijn ze een kort geding gestart bij de burgerlijke rechter. Zij vorderen dat de Stichting wordt verplicht het beroep bij de bestuursrechter tegen de verlening van de omgevingsvergunningen in te trekken en ook af te zien van eventuele toekomstige procedures in dit kader. Met andere woorden, er wordt een procedeerverbod voor de Stichting gevorderd.
Het procedeerverbod
De rechter staat eerst stil bij de vraag of hij überhaupt bevoegd is om tot behandeling van de zaak over te gaan. Uit vaste jurisprudentie volgt namelijk dat indien eenzelfde of vergelijkbaar resultaat kan worden bereiken bij bestuursrechter, de burgerlijke rechter eisers niet-ontvankelijk dient te verklaren. Het is echter ook vaste jurisprudentie dat de burgerlijke rechter als een ‘restrechter’ wordt gezien, in de zin dat een zaak door de burgerlijke rechter inhoudelijk mag worden behandeld, indien elders geen effectieve rechtsgang openstaat. Hiervan kan sprake zijn indien vanwege het spoedeisende karakter van de betreffende zaak de behandeling van het beroep door de bestuursrechter niet kan worden afgewacht. Het bestuursrecht kent voor vergunninghouders namelijk geen mogelijkheden om een procedure eerder behandeld te krijgen ingeval van kansloze bezwaren en/of onevenredig nadelige gevolgen. Dit geeft in bijzondere omstandigheden de burgerlijke rechter in kort geding toch de bevoegdheid tot inhoudelijke behandeling van het gevraagde procedeerverbod over te gaan.
Het spreekt waarschijnlijk wel voor zich dat er heel wat aan de hand moet zijn om zo’n procedeerverbod toegewezen te krijgen. Immers, vrije toegang tot de rechter is een van de basisbeginselen van onze rechtstaat. Een bestuursrechtelijk procedeerverbod kan worden opgelegd indien sprake is van misbruik van procesrecht, maar dat wordt niet snel aangenomen. De rechter overweegt dat dit te meer geldt ingeval van een bestuursrechtelijke procedure, waarbij een derde-belanghebbende eenvoudig zelf bezwaar en beroep kan instellen zonder hoge kosten of bijstand van een advocaat. Dit brengt met zich dat een rechter alleen kan ingrijpen ingeval van zwaarwichtige gronden, zoals kwade trouw. Daarvan kan sprake zijn indien rechten of bevoegdheden evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven.
Vervolgens overweegt de rechter dat in dit bijzondere geval de Stichting zich niet alleen had moeten laten leiden door het door haar vertegenwoordigde natuur- en milieubelang, maar ook door de belangen van de kopers van de 162 woningen. Onder omstandigheden kan het instellen van het onderhavige beroep bij de bestuursrechter misbruik van bevoegdheid opleveren, ook als de voormelde kwade trouw ontbreekt. De rechter acht het enerzijds niet aannemelijk dat de door de Stichting beoogde doelen kunnen worden bereikt door middel van het ingestelde beroep en acht de aangevoerde beroepsgronden kansloos. Anderzijds had de Stichting rekening moeten houden met de zwaarwegende aard en omvang van de belangen van de 162 kopers in de overspannen woningmarkt. Uiteindelijk komt de rechter tot het oordeel dat de Stichting met het instellen van het beroep misbruik van het procesrecht maakt en onrechtmatig jegens de kopers handelt. Het procedeerverbod wordt toegewezen.
Slotsom
Wat betekent deze uitspraak voor de praktijk? Een zwaluw maakt nog geen zomer en de bijzondere omstandigheden van dit geval laten zich niet zo maar toepassen op een andere situatie. Het is ook maar de vraag of het gerechtshof deze uitspraak in een eventueel beroep in stand laat en/of dat deze uitspraak gevolgd gaat worden door andere rechters. Praktisch is dat de rechter in zijn uitspraak een aantal handvatten geeft dat van belang kan zijn als u in zo’n situatie komt te verkeren en het vorderen van een procedeerverbod overweegt:
- de aard en omvang van de belangen die de Stichting met het beroep beoogt te dienen;
- de kans van slagen van het beroep;
- de mate waarin de genoemde belangen met een succesvolle afloop van het beroep naar redelijke verwachting kunnen worden gediend;
- de wijze waarop de belangen van de derden (de kopers) bij de instelling van het beroep zijn betrokken;
- de mate waarin deze betrokkenheid voor de Stichting ten tijde van het instellen van het beroep kenbaar was
- of de derden erop hebben mogen vertrouwen dat hun belangen zouden worden ontzien;
- of en hoe de Stichting anders dan door het instellen van het beroep met de belangen van de derden rekening had kunnen houden;
- de aard en de omvang van het nadeel dat voor de derden dreigt;
- of van de derden kon worden gevergd dat zij zich daartegen hadden ingedekt.
Meer informatie
Voor vragen kunt u contact opnemen met een van onze advocaten van Vastgoed- en Omgevingsrecht: