Klanten
staan centraal
40+ jaar
juridisch expert
Nationaal
en internationaal
Neem contact op

De positie van de stichtingsbestuurder sinds 1 juli 2021

Met ingang van 1 juli 2021 is de positie van de bestuurder van een stichting gewijzigd door de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (“WBTR”). Met de inwerkingtreding van de WBTR wordt de positie van een bestuurder van een stichting, kort gezegd, gelijk gesteld aan die van een bestuurder van een B.V. of N.V. en wordt de drempel om een bestuurder van een stichting te ontslaan verkleind.

Een ontslagbesluit van het toezichthoudend orgaan van de stichting, meestal de Raad van Toezicht genoemd, waarbij een bestuurder uit diens statutaire functie wordt ontslagen, zal onder deze nieuwe wetgeving ook tot het einde van de arbeidsovereenkomst van de bestuurder leiden. Wel is van belang dat tijdig wordt opgeroepen voor de vergadering waarin het ontslag aan de orde zal komen, dat de motivering van het ontslag wordt medegedeeld en dat de bestuurder van de stichting in de vergadering de kans krijgt om verweer te voeren tegen het voorgenomen besluit. Ook zal de wettelijke of contractuele opzegtermijn in acht moeten worden genomen ten aanzien van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Als de bestuurder na het ontslagbesluit toch de rechtsgeldigheid van het ontslag wil betwisten, moet deze daar zelf een procedure voor starten. In die procedure kan echter onder de WBTR geen herstel van de arbeidsovereenkomst meer worden gevorderd, maar enkel aanspraak worden gemaakt op een schadevergoeding.

Naast ontslag door het toezichthoudend orgaan, kan ook een belanghebbende bij de rechter het ontslag van een bestuurder verzoeken. Dat kan onder andere als de bestuurder diens taak verwaarloost, wegens andere gewichtige redenen of bij ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van het bestuurdersschap in redelijkheid niet meer geduld kan worden.

Andere belangrijke gevolgen van de inwerkingtreding van de WBTR voor de bestuurder van een stichting zijn dat de wettelijke bedenktermijn van 14 dagen bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst vervalt, dat dezelfde normen gelden voor bestuurdersaansprakelijkheid zoals die gelden voor bestuurders van een B.V. of N.V. en dat de rechtbank, in plaats van de kantonrechter, bevoegd is om over arbeidsrechtelijke geschillen te oordelen.

Het doel van de WBTR is het scheppen van duidelijkheid door gelijkheid van regels bij rechtspersonen en het verminderen van impasses met betrekking tot de positie van de bestuurder van een stichting.

Voor een nadere toelichting op de arbeidsrechtelijke gevolgen van de inwerkingtreding van de WBTR voor stichtingen, vindt u op onze website een uitgebreid artikel.

Meer informatie

Artikelen en klantverhalen binnen dit specialisme