Klanten
staan centraal
40+ jaar
juridisch expert
Nationaal
en internationaal
Neem contact op

Recht op inzage in PRISMA-onderzoeksrapport gezondheidszorg

In zijn beschikking van 10 februari 2023 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een patiënt geen recht op inzage heeft in het interne incidentenregister van een zorgaanbieder. Dat geldt ook indien er sprake is van een calamiteit. In dit blog leggen wij uit wat er in die zaak speelde.

Casus

Ouders van een meerderjarige zoon hebben bij GGZ-instelling Vincent van Gogh (hierna: de instelling) een verzoek ingediend tot het verstrekken van alle informatie (waaronder de calamiteitenrapportage) rondom het overlijden van hun zoon in deze instelling.

Uit de door de instelling verstrekte gegevens volgt dat er twee zogenaamde PRISMA-onderzoeksrapporten (‘Prevention Recovery Information System for Monitoring and Analysis’) beschikbaar zijn, die de ouders vervolgens ook opvragen. Dit betreffen onderzoeksrapporten die naar aanleiding van een incident in de gezondheidszorg worden opgesteld voor interne kwaliteitsdoeleinden en die worden opgenomen in het interne incidentenregister van de zorgaanbieder. Omdat dit interne register is bedoeld om te leren van gemaakte fouten, is deze op grond van artikel 9 lid 6 Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) niet toegankelijk voor derden. De instelling wil daarom geen inzage geven in de opgevraagde PRISMA-rapporten.

De ouders proberen daarom op grond van artikel 843a Rv inzage in deze twee rapporten te krijgen. Dit artikel bepaalt (kort gezegd) dat degene die bekend is met de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel, maar deze niet in zijn bezit heeft, een vordering kan instellen wanneer hij deze stukken in een procedure nodig heeft.

Dat er voldoende belang was bij de ouders, werd vervolgens wel aangenomen. De vraag was echter of een recht op inzage kan worden beperkt door andere specifieke wettelijke bepaling die inzage toch belet. Dat bleek ook hier het geval.

Zowel de rechtbank Limburg als het gerechtshof ’s-Hertogenbosch wezen de vordering van de ouders af. Vervolgens vroegen de ouders de Hoge Raad naar de zaak te kijken.

Conclusie van de A-G

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent (hierna: de A-G) strekte nog tot vernietiging van de beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Volgens de A-G volgt uit de wetsgeschiedenis van de Wkkgz dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever is dat de bescherming van art. 9 lid 6 Wkkgz niet geldt als sprake is van een calamiteit. Het hof zou daarom zijn uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting wat betreft de overweging dat kennelijk in het midden kan worden gelaten of het om een incident dan wel om een calamiteit gaat. Datzelfde geldt voor de overweging dat zowel in geval van een incident als in geval van een calamiteit de PRISMA-onderzoeken onder het incidentenregister van art. 7 Wkkgz vallen, waardoor geen inzage op grond van art. 843a Rv zou kunnen worden gevorderd. Volgens de A-G bestaat er in het geval van een calamiteit geen bescherming, zodat ouders recht hebben op inzage.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad volgt het advies van de A-G niet en oordeelt dat er geen recht op inzage bestaat in het interne incidentenregister van een zorgaanbieder. Dat geldt ook als er sprake is van een calamiteit.

Daartoe overweegt de Hoge Raad dat de wetgever met de incidentenregeling in de Wkkgz heeft geprobeerd om alle verschillende belangen met elkaar in evenwicht te brengen. Het belang van de kwaliteit van de gezondheidszorg en het veilig melden van incidenten, het belang dat in ernstige gevallen maatregelen kunnen worden getroffen tegen de zorgverlener en tot slot het belang van de cliënt (of vertegenwoordiger of nabestaande) om te worden geïnformeerd over een incident.

Enkel het Openbaar Ministerie, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de zorgaanbieder zelf hebben recht op inzage in het interne incidentenregister. Deze gegevens kunnen niet als bewijs worden gebruikt in een civiele procedure, zodat wordt gewaarborgd dat zorgverleners incidenten veilig kunnen blijven melden.

Het strookt volgens de Hoge Raad dan ook niet met het doel van de bepalingen uit de Wkkgz dat een cliënt (of vertegenwoordiger of nabestaande) met een vordering op grond van artikel 843a Rv wel inzage kan krijgen in het interne incidentenregister. De PRISMA-onderzoeken vallen eveneens onder de bescherming van artikel 7 en artikel 9 Wkkgz, omdat deze zijn opgenomen in het interne incidentenregister. De beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch blijft dan ook in stand.

Meer informatie

Wilt u meer informatie naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met onze advocaten binnen het domein Overheid en instellingen:

Artikelen en klantverhalen binnen dit specialisme