Het Nederlandse vennootschapsrecht kent sinds 1 januari 1989 een wettelijke regeling voor het oplossen van geschillen tussen aandeelhouders: de geschillenregeling. Met de invoering van de Wet Vereenvoudiging en Flexibilisering van het BV-recht in 2012 is beoogd de geschillenregeling aantrekkelijker te maken.
De wettelijke geschillenregeling
De wettelijke geschillenregeling is van toepassing op besloten vennootschappen. Hiermee wordt bedoeld iedere B.V. en een N.V. waarvan de statuten (i) uitsluitend aandelen op naam kennen, (ii) een blokkeringsregeling bevatten en (iii) niet toelaten dat met medewerking van de vennootschap certificaten aan toonder worden uitgegeven.
Uitstoting
De procedure van uitstoting wordt geregeld in artikel 2:336 BW en betreft de procedure van een gedwongen overdracht van aandelen in het geval van een geschil tussen aandeelhouders. Een aandeelhouder kan worden “uitgestoten” indien hij door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt, dat zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer kan worden geduld. Het moet hier gaan om gedragingen in hoedanigheid van aandeelhouder. Uit recente rechtspraak volgt dat ook gedragingen in hoedanigheid van bestuurder bij een dergelijke afweging moeten worden meegenomen, in zoverre de gedragingen in hoedanigheid van aandeelhouder worden ingekleurd door de gedragingen in hoedanigheid van bestuurder. De vordering tot gedwongen aandelenoverdracht wordt ingesteld in het belang van de vennootschap, dus niet in het belang van (een van) de aandeelhouders. Uitstoting van een aandeelhouder in het geval van geschillen tussen aandeelhouders kan worden gevorderd door een of meer aandeelhouders die gezamenlijk ten minste een derde van het geplaatste kapitaal verschaffen. De vennootschap zelf is niet bevoegd om een dergelijke vordering in te stellen.
De vordering tot uitstoting wordt ingesteld door het uitbrengen van een dagvaarding bij de rechtbank van de woonplaats van de vennootschap. Het is de gedaagde aandeelhouder na het moment van dagvaarden niet meer toegestaan om zijn aandelen te vervreemden.
Uittreding
Bij de uittredingsprocedure gaat het, in tegenstelling tot de uitstotingsprocedure, niet om een gedwongen overdracht maar om een gedwongen overname van aandelen door de overige aandeelhouder(s). De uittredingsprocedure wordt geregeld in artikel 2:343 BW. De uittredingsprocedure komt aan bod in de situatie dat een aandeelhouder als gevolg van geschillen tussen de aandeelhouders zodanig in zijn rechten en belangen wordt geschaad, dat van hem in redelijkheid niet langer kan worden verwacht dat hij aandeelhouder blijft. De vordering tot gedwongen overname van aandelen wordt dus ingesteld in het belang van de uittredende aandeelhouder. De benadeelde aandeelhouder kan dan van zijn medeaandeelhouder(s) vorderen dat zijn aandelen worden overgenomen. Ook kan een vordering tot uittreding worden ingesteld tegen de vennootschap op grond van gedragingen van een of meer aandeelhouders of van de vennootschap zelf.
Net als bij de vordering tot uitstoting, dient een vordering tot uittreding te worden ingesteld bij dagvaarding bij de rechtbank van de woonplaats van de vennootschap. Indien de vordering tot uitstoting is ingesteld tegen een aandeelhouder, dan kan deze aandeelhouder ook andere aandeelhouders of de vennootschap in het geding oproepen, uiterlijk tegen de dag waarop de conclusie van antwoord moet worden genomen.
“Klik hier voor een korte blog over twee recent verschenen uitspraken waarin de uittredingsprocedure centraal stond.”
Prijs van de aandelen
In het geval dat een vordering tot overdracht van aandelen (uitstoting) of een vordering tot overname van de aandelen (uittreding) door de rechter wordt toegewezen, is het aan de rechter om de prijs van de over te dragen aandelen vast te stellen. De rechter benoemt één of drie deskundigen, die de waarde van de over te dragen aandelen dienen vast te stellen. De deskundige rapporteert deze waarde aan de rechter, die vervolgens overgaat tot het vaststellen van de koopprijs van de aandelen. De overdracht en levering van de aandelen dient twee weken na de vaststelling van de koopprijs plaats te vinden.
In het geval van een uittreding, kan de rechter een billijke verhoging toepassen in verband met gedragingen van de gedaagde aandeelhouder(s). Hiervoor moet aannemelijk zijn dat deze gedragingen hebben geleid tot een vermindering van de waarde van de over te dragen aandelen en deze waardevermindering niet voor rekening van de uit te treden aandeelhouder moet komen. De rechter is op grond van lid 5 van artikel 2:336 BW en 2:343 BW vrij om kennis te nemen van eventuele samenhangende vorderingen, bijvoorbeeld een vordering tot schadevergoeding vanwege gedragingen die aan de uitstotings- of uittredingsvordering ten grondslag zijn gelegd.
De uitkoopregeling
De geschillenregeling biedt aandeelhouders in het geval van geschillen de mogelijkheid om actie te ondernemen in een situatie dat een aandeelhouder onredelijk wordt behandeld of een situatie dat een aandeelhouder onredelijk handelt ten opzichte van de vennootschap. De uitkoopregeling, ook wel de “squeeze out”-procedure, daarentegen biedt een grote aandeelhouder de mogelijkheid om kleine aandeelhouders uit te kopen. De uitkoopprocedure staat los van enig handelen van een aandeelhouder of geschillen tussen aandeelhouders.
Een aandeelhouder die 95% of meer van het geplaatste kapitaal van de vennootschap verschaft en 95% of meer van de stemrechten in de algemene vergadering kan uitoefenen, heeft op grond van artikel 2:92a/201a lid 1 BW het recht om tegen de overige aandeelhouders een vordering in te stellen tot overdracht van hun aandelen. De 95%-drempel is een harde grens. De meerderheidsaandeelhouder dient ten minste 95% van het geplaatste kapitaal en 95% van het stemrecht in zijn bezit te hebben op het moment dat hij de minderheidsaandeelhouder(s) dagvaardt. Voor de drempel van 95% is niet vereist dat de aandeelhouder één bepaald soort aandelen bezit. Het gaat om het totale aandelenbezit van de aandeelhouder. Opties en converteerbare obligaties tellen niet mee. Ook dienen aandelen die door de vennootschap zelf zijn ingekocht buiten beschouwing te worden gelaten.
De eisende aandeelhouder kan deze vordering instellen door een dagvaarding in te dienen bij de Ondernemingskamer. Uitgangspunt van de regeling is dat, wanneer een aandeelhouder ten minste 95% van de aandelen en stemrechten bezit, de vordering tot uitkoop wordt toegewezen. Enkel wanneer door een minderheidsaandeelhouder een beroep wordt gedaan op de afwijzingsgronden van artikel 2:92a/201a lid 4 BW, komt de rechter toe aan de beoordeling daarvan. Een vordering tot uitkoop wordt afgewezen als: (i) de minderheidsaandeelhouder ernstig stoffelijke schade zou lijden door de aandelenoverdracht, (ii) de minderheidsaandeelhouder aandelen houdt waar op grond van de statuten een bijzonder zeggenschapsrecht aan is verbonden of (iii) wanneer de 95%-aandeelhouder jegens een minderheidsaandeelhouder afstand heeft gedaan van zijn bevoegdheid tot het instellen van een vordering tot uitkoop. Dit laatste kan bijvoorbeeld volgen uit afspraken die zijn gemaakt in de aandeelhoudersovereenkomst. Wel volgt uit de jurisprudentie dat de afwijzingsgronden beperkt moeten worden uitgelegd.
Prijs van de aandelen
De prijs van de aandelen wordt in het geval van een uitkoopprocedure door de rechter vastgesteld, nadat hij één of drie deskundigen heeft aangewezen om te oordelen over de waarde van de over te dragen aandelen. Uitkeringen op de aandelen worden in mindering gebracht op de te betalen prijs. De minderheidsaandeelhouder wordt door de rechter veroordeeld om de aandelen onbezwaard en tegen de vastgestelde prijs, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vaststelling van de prijs tot aan de overdracht van de aandelen, over te dragen. De meerderheidsaandeelhouder wordt veroordeeld om de aandelen onbezwaard en tegen de vastgestelde prijs over te nemen. Uit jurisprudentie volgt dat de rechter eventuele waardevermindering van de aandelen veroorzaakt door handelingen van de uitkopende aandeelhouder, kan meenemen in het vaststellen van de koopprijs van de aandelen.
De contractuele geschillenregeling
Los van de hiervoor uiteengezette wettelijke geschillenregeling, is het mogelijk dat aandeelhouders onderling afspraken maken over hoe om te gaan met geschillen indien deze zich zouden voordoen. Dit kan bijvoorbeeld worden overeengekomen door een afwijkende regeling voor geschillen op te nemen in de aandeelhoudersovereenkomst. Ook kan in de statuten een afwijkende geschillenregeling worden opgenomen. De uittredingsregeling en uitstotingsregeling zijn immers niet van dwingend recht en dus is het mogelijk om hier van af te wijken. Dit is vastgelegd in artikel 2:337 BW, waaruit volgt dat, bij aanwezigheid van een vergelijkbare regeling in de statuten of een overeenkomst, deze regeling eerst moet worden gevolgd. Wanneer een beroep wordt gedaan op de wettelijke regeling terwijl sprake is van een statutaire en/of contractuele regeling, zal de rechter de eisende partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn of haar beroep.
Een contractuele of statutaire geschillenregeling kan op diverse manieren afwijken van de wettelijke geschillenregeling. Het is zelfs mogelijk om de wettelijke geschillenregeling geheel uit te sluiten, mits met de statutaire of contractuele regeling wel wordt voorkomen dat aandeelhouders bekneld raken. Dit is immers het uitgangspunt van de geschillenregeling. De statutaire of contractuele regeling mag verder de overdracht van aandelen niet onmogelijk of uiterst bezwaarlijk maken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een regeling die zou leiden tot een kennelijk onredelijke prijs.
Actualiteiten
Wet aanpassing geschillenregeling
In 2019 is het voorontwerp van de wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure in consultatie gebracht. Met het wetsvoorstel wordt beoogd de geschillenregelingsprocedure effectiever te maken en de voorwaarden die gelden voor de toegang tot de enquêteprocedure voor aandeelhouders en certificaathouders te verduidelijken. In het wetsvoorstel wordt dit nagestreefd door de gronden waarop de vorderingen tot uitstoting en uittreding van een aandeelhouder uit de vennootschap kunnen worden toegewezen te verruimen. Ook wordt met het wetsvoorstel beoogd om de doorlooptijd van de geschillenregelingsprocedure te versnellen, door een vereenvoudigde procedure te introduceren. Deze vereenvoudigde procedure kan worden gestart zodra de Ondernemingskamer een oordeel over wanbeleid heeft uitgesproken. Ten slotte wordt met de regeling beoogd de huidige ontvankelijkheidseisen voor de toegang tot de enquêteprocedure te verduidelijken, door het invoeren van een aparte ontvankelijkheidseis voor aandeelhouders en certificaathouders van beursvennootschappen.
Tot op heden is het wetsvoorstel nog niet verder gekomen dan de consultatie. De Minister voor Rechtsbescherming heeft in een brief aan de Tweede Kamer van 27 juni 2022 laten weten het voornemen te hebben om het wetsvoorstel voor het einde van dit kalenderjaar voor advies aanhangig te maken bij de Raad van State.
Jurisprudentie
De komende tijd zullen wij een aantal relevante en interessante uitspraken over geschillen tussen aandeelhouders, onder andere met betrekking tot de wettelijke geschillenregeling, de verschillende geschillenregelingsprocedures en de contractuele regeling voor geschillen publiceren op onze website. Houd onze website dus in de gaten of meld je aan voor onze nieuwsbrief.
Meer informatie
Heeft u vragen n.a.v. dit artikel, neem dan contact op met een van onze ondernemingsrecht advocaten.