Op 21 juli 2022 is het Besluit voor warmtetransitie in gebouwde omgeving in consultatie gegaan. Het besluit is de materiële uitwerking van het wetsvoorstel Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. De wet heeft tot doel gemeenten instrumenten in handen te geven om de transitie van aardgas naar duurzame alternatieven te regelen. Deze warmtetransitie is één van de initiatieven van het kabinet om de CO2-uitstoot per 2030 met ten minste 55% te verminderen.
Het punt is echter dat gemeenten op dit moment over weinig mogelijkheden beschikken om hun inwoners te verplichten om over te stappen op een duurzamere energievoorziening. Het wetsvoorstel en het besluit gaan daarom voorzien in de mogelijkheid voor gemeenten om wijken aan te wijzen waar aardgas vervangen moet worden door een duurzame energievoorziening, zoals een warmtenet, verwarming door elektriciteit of groen gas.
Het wetsvoorstel
Het wetsvoorstel voert wijzigingen in huidige regelgeving door, waarmee de warmtetransitie zoveel mogelijk kan worden gefaciliteerd en onnodige belemmeringen worden weggenomen. Ook regelt het wetsvoorstel dat gemeenten de transitievisie warmte als instrument kunnen aanwenden binnen het stelsel van de Omgevingswet. De transitievisie warmte is een warmteprogramma waarin gemeenten per wijk vastleggen wat het tijdspad van verduurzaming wordt en wat de beschikbare duurzame warmtealternatieven zijn. In het omgevingsplan van een wijk leggen gemeenten vervolgens vast vanaf welke datum een wijk geen gebruik meer kan maken van het gasnet en welk duurzaam alternatief wordt gekozen. Om de wijkgerichte aanpak en de daarmee samenhangende aanwijsbevoegdheid te kunnen effectueren, is de juridische verankering daarvan noodzakelijk. Dit regelt het besluit.
Hoofdlijnen van het besluit
Het besluit voert in drie verschillende wetten aanpassingen door, te weten het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit. De wijzigingen kunnen in hoofdlijnen als volgt worden samengevat:
Transitievisie warmte
Gemeenten zijn verplicht om uiterlijk 31 december 2026 een transitievisie warmte vast te stellen. Het besluit geeft instructieregels met inhoudelijke voorschriften voor dit warmteprogramma. Het transitievisie dient iedere vijf jaar te worden geactualiseerd totdat de warmtetransitie voltooid is, doch uiterlijk 1 januari 2050. Het besluit regelt namelijk ook dat een bouwwerk vanaf 1 januari 2050 een voorziening dient te hebben voor het afnemen en gebruiken van duurzame energie. Op dat moment moet de gehele warmtetransitie dus voltooid zijn.
Maatwerkregels voor een wijkgerichte aanpak
Wat het beste warmtealternatief is, kan per wijk verschillen. Derhalve wordt in het besluit de juridische basis van de aanwijsbevoegdheid van gemeenten uitgewerkt, waarmee verduurzaming wijk voor wijk kan worden aangepakt. Gemeenten kunnen in een omgevingsplan maatwerkregels opnemen die gelden voor een bepaalde locatie of een specifiek gebied binnen de gebouwde omgeving. De deadline voor het verbod op het gebruik van fossiele brandstoffen – uiterlijk 1 januari 2050 – kan in het omgevingsplan per wijk naar voren worden gehaald.
Instructieregels omgevingsplan
Voordat de gemeente daadwerkelijk tot aanwijzing van een wijk kan overgaan, dient zij eerst een omgevingsplan op te stellen. Het besluit geeft hiervoor concrete instructieregels. Zo moet het omgevingsplan onder andere de begrenzingen van de wijk in kwestie, het beste alternatief voor aardgas, de beoordeling van een gelijkwaardig alternatief ingeval van een zogeheten opt-out (zie verderop in deze blog), de redelijke termijn en de wijze van monitoring van de warmtetransitie in de wijk bevatten.
Milieubelastende activiteiten
De gemeente kan ingevolge het besluit niet alleen op lokaal niveau regels stellen voor de warmtetransitie, maar ook voor het uitsluiten van aardgas als energievoorziening van milieubelastende activiteiten.
Landelijke uitzonderingen
Op de transitieverplichting gelden drie uitzonderingen. Ten eerste zijn ETS-bedrijven uitgezonderd. Dit zijn bedrijven die onder het Europese emissiehandelssysteem rechten hebben broeikasgassen uit te stoten. In de tweede plaats zijn locaties uitgezonderd waar voor verwarming of warmwatervoorziening al geen gas wordt gebruikt. De derde categorie uitzonderingen geldt voor gebouwen en bepaalde aangewezen locaties die niet verplicht zijn tot de warmtetransitie in het belang van leveringszekerheid van warmte.
Lokale uitzondering: gelijkwaardig alternatief
Gemeenten kunnen in het omgevingsplan van een wijk een duurzaam alternatief voor aardgas voorschrijven dat het beste bij die wijk past. Met deze maatregel hoeft de eigenaar van een gebouw of woning echter niet in te stemmen (opt-out). In dat geval dient de eigenaar zelf een alternatieve voorziening te treffen die gelijkwaardig is aan de voorgeschreven maatregel.
Waarborgen
Met het besluit wordt ook juridisch vastgelegd dat er rekening moet worden gehouden met diverse belangen betrokken bij de wijziging van het omgevingsplan op wijkniveau. Het gaat hierbij om belangen van gebouweigenaren, zoals de voorzienbaarheid van de warmtetransitie in een bepaalde wijk, de haalbaarheid van de maatregelen, de totale maatschappelijke kosten en de betaalbaarheid, alsmede om belangen van netbeheerders en de gevolgen voor de energie-infrastructuur. Ook dient een redelijke termijn voor de warmtetransitie in acht te worden genomen. Daarnaast zijn gemeenten gehouden om de wijzigingen in het omgevingsplan die worden gemaakt in het kader van de warmtetransitie door te geven aan de ACM, die hiervan een openbaar register bijhoudt.
Gemeenten dienen er bovendien voor te zorgen dat de levering van aardgas niet wordt stopgezet, terwijl de energie-infrastructuur vereist voor de warmtetransitie nog niet gereed is. De gemeente kan ook, indien wenselijk, de termijn voor de warmtetransitie wijzigen. Tot slot regelt het besluit dat netbeheerders, warmtebedrijven en het Kadaster op verzoek van het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken gegevens dienen te verstrekken. Het gaat hierbij om gegevens betreffende de eigenaar van een woning en over de (toekomstige) aansluiting van de woning op de warmtevoorziening.
Verhouding met de Wet collectieve warmtevoorziening
Dit wetgevingsproces is een ander wetgevingsproces dan de Wet collectieve warmtevoorziening, maar heeft daar uiteraard alles mee van doen waar het de transitie naar warmte betreft. Het wetsvoorstel van de Wet collectieve warmtevoorziening, ook wel de Warmtewet 2.0 genoemd, wordt op dit moment fors aangepast ten opzichte van het voorstel dat alweer twee jaar geleden in 2020 in consultatie is gegaan. Dat voorstel stuitte op te veel kritiek van de lagere overheden. Eind 2022 is daar een (fors) aangepast wetsvoorstel te verwachten, zo volgt uit de Kamerbrief van 15 juli 2022.
Meer informatie
Wij houden de ontwikkelingen voor u in de gaten. Mocht u vragen hebben n.a.v. dit artikel, neem dan contact op met Gert-Jan de Jager (gj@kneppelhout.nl).