In de Nederlandse rechtspraak geldt als uitgangspunt dat rechtspersonen, zoals BV’s en NV’s, zelf aansprakelijk zijn voor hun handelingen. Onder bepaalde omstandigheden kan dit echter anders uitpakken, en kunnen bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor hun handelen. Dit geldt echter niet alleen voor bestuurders; ook commissarissen kunnen bij onbehoorlijk toezicht persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor dit handelen. De drempel voor aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen is wel hoog.
Aansprakelijkheid van bestuurders
Van belang is dat van bestuurders wordt verwacht dat zij in het beste belang van de onderneming handelen. Doen bestuurders dat niet, dan bestaat er een risico op bestuurdersaansprakelijkheid. Bestuurders kunnen onder bepaalde omstandighedendoor de vennootschap zelf aansprakelijk worden gesteld voor schade die de vennootschap als gevolg van het handelen van de bestuurder heeft geleden. Deze vorm van aansprakelijkheid is vastgelegd in de wet (artikel 2:9 BW), waarin staat dat een bestuurder verplicht is zijn taak “op een behoorlijke wijze“ te vervullen. Wanneer een bestuurder zijn taak onbehoorlijk vervult en hem daarvan een “persoonlijk ernstig verwijt” kan worden gemaakt, zal aansprakelijkheid over het algemeen worden aangenomen. Van onbehoorlijk bestuur is sprake als geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – aldus zou hebben gehandeld. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij handelen door de bestuurder in strijd met de statuten, het voeren van onverantwoord financieel beleid of het plegen van fraude. Het spreekt voor zich dat de bestuurder met dit soort handelingen niet in het beste belang van de vennootschap handelt, en dat dit kan leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurder in privé.
Ook kan een bestuurder aansprakelijk worden gesteld als er sprake is van een onrechtmatige daad. Dit volgt uit de wet (artikel 6:162 BW). Een dergelijke vordering kan worden ingesteld door de vennootschap, door de curator in het geval van een faillissement, of door derden. Wel geldt ook bij aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad de eerder genoemde verzwaarde drempel: ook in dit geval moet sprake zijn van een ernstig verwijt. Aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad wordt vaak aangenomen indien de bestuurder verplichtingen is aangegaan of handelingen heeft verricht, terwijl de bestuurder wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan die verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou kunnen bieden voor de als gevolg daarvan opgetreden schade. Voorbeelden hiervan zijn het creëren van een onjuiste schijn van kredietwaardigheid of het verstrekken van misleidende informatie over de vennootschap.
Tot slot kent de wet ook specifieke bepalingen op grond waarvan een bestuurder aansprakelijk kan worden gehouden in het geval van een faillissement. Dit is ook geregeld in de wet (artikel 2:138/248 BW). In geval van faillissement onderzoekt de curator of er sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in de drie jaren voorafgaand aan het faillissement. Het bestuur moet in dit geval de objectieve wetenschap hebben gehad dat de schuldeisers met dit handelen zouden worden benadeeld. Bovendien is in de wet een tweetal “bewijsvermoedens” opgenomen, in welke gevallen wordt aangenomen dat het handelen van de bestuurder een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Dit is het geval bij schending van de administratieplicht, of als de jaarstukken niet tijdig openbaar zijn gemaakt. Wanneer van één van deze twee bewijsvermoedens sprake is, wordt aangenomen dat de bestuurder zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld, dat dit handelen van de bestuurder een belangrijke oorzaak is van het faillissement en kan de bestuurder aansprakelijk worden gehouden voor het gehele boedeltekort. Een bestuurder kan zich hiervan disculperen door aan te tonen dat er een andere belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Aansprakelijkheid van commissarissen
Net als bestuurders kunnen ook commissarissen zowel intern als extern aansprakelijk worden gesteld. Voor commissarissen gelden vergelijkbare normen als voor bestuurders, willen zij aansprakelijk kunnen worden gehouden voor – in hun geval – ernstig verwijtbaar onbehoorlijk toezicht. Als maatstaf wordt gehanteerd: commissarissen kunnen aansprakelijk worden gehouden als geen redelijk denkende commissaris onder dezelfde omstandigheden zo zou hebben gehandeld.
De vraag wanneer sprake is van onbehoorlijk toezicht, stond centraal in een recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Lees hier een eerder artikel waarin wij uitgebreid ingaan op deze zaak. In deze zaak oordeelde het hof – kort gezegd – dat de commissarissen van Fairstar Heavy Transport N.V. een persoonlijk ernstig verwijt kon worden gemaakt, omdat een redelijk handelende commissaris in dezelfde situatie anders had moeten optreden.
Het is belangrijk om te benadrukken dat de drempel voor aansprakelijkheid van commissarissen hoger ligt dan die voor aansprakelijkheid van bestuurders, wat voortvloeit uit de toezichthoudende rol die commissarissen hebben. In de praktijk komt bestuurdersaansprakelijkheid dan ook aanzienlijk vaker voor dan aansprakelijkheid van commissarissen. Echter, vergelijkbaar met de ontwikkeling van het aantal procedures over bestuurdersaansprakelijkheid in de afgelopen jaren, zien we dat ook het aantal procedures dat gaat over aansprakelijkheid van commissarissen toeneemt. Die procedures leiden zeker niet allemaal tot de vaststelling dat er sprake is van aansprakelijkheid van de commissaris(sen), maar de trend lijkt gezet.
Meer informatie
Mocht u vragen hebben over de aansprakelijkheid van bestuurders en/of commissarissen, neem dan contact op met Evert-Karel Ditvoorst (ekd@kneppelhout.nl) of Nica Voets (nvo@knl).