Deze maand verscheen in het Tijdschrift voor Agrarisch Recht een annotatie van onze collega Gert-Jan de Jager in de Didam II-zaak.
Met dit tweede arrest over de in het oude gemeentehuis van Didam te vestigen supermarkt schept de Hoge Raad meer duidelijkheid over de uitleg en toepassing van zijn arrest van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam I). De Hoge Raad geeft een verduidelijking op de volgende punten.
i) een verkoop die in strijd met de Didam-regels plaatsvindt, is niet nietig of vernietigbaar;
ii) een verkoop die in strijd met de Didam-regels heeft plaatsgehad of plaatsvindt, kan het plegen van een onrechtmatige daad jegens teleurgestelde gegadigden betekenen;
iii) de Didam-regels kennen geen beperking in de tijd, zij golden ook al voor Didam I;
iv) het opstellen van een plan waarin zakelijke (objectieve) voorwaarden zijn gesteld waaraan slechts één partij kan voldoen, ontslaat de overheid niet van het toepassen van de Didam-regels;
v) het verkrijgen van de hoogste prijs is niet heilig is; het verkrijgen van de hoogste prijs kan een doel zijn, maar als dat niet de wens is van de overheid, doet zij er goed aan om een beleidsregeling op te stellen, waarin aan de beleidsruimte die de overheid heeft, invulling wordt gegeven.
Helaas geeft de Hoge Raad geen antwoord op de vraag of de Didam-regels ook gelden voor andersoortige overeenkomsten dan koopovereenkomst die met de overheid worden gesloten, zoals erfpacht, pacht, huur en gebruik. Dat is waarschijnlijk wel het geval, maar het definitieve oordeel daarover zullen we moeten afwachten in de komende jaren. De stroom aan Didam-zaken zal er niet minder op worden, is onze verwachting.
Meer informatie
De annotatie van onze collega Gert-Jan de Jager (gj@kneppelhout.nl) vindt u in deze link.